Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: wegvliegen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weggevlogen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vlieg weg
jij vliegt weg
hij vliegt weg
wij vliegen weg
jullie vliegen weg
zij vliegen weg

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegvlieg
dat jij wegvliegt
dat hij wegvliegt
dat wij wegvliegen
dat jullie wegvliegen
dat zij wegvliegen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weggevlogen
jij hebt weggevlogen
hij heeft weggevlogen
wij hebben weggevlogen
jullie hebben weggevlogen
zij hebben weggevlogen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vloog weg
jij vloog weg
hij vloog weg
wij vlogen weg
jullie vlogen weg
zij vlogen weg

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegvloog
dat jij wegvloog
dat hij wegvloog
dat wij wegvlogen
dat jullie wegvlogen
dat zij wegvlogen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weggevlogen
jij had weggevlogen
hij had weggevlogen
wij hadden weggevlogen
jullie hadden weggevlogen
zij hadden weggevlogen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal wegvliegen
jij zult wegvliegen
hij zal wegvliegen
wij zullen wegvliegen
jullie zullen wegvliegen
zij zullen wegvliegen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weggevlogen hebben
jij zult weggevlogen hebben
hij zal weggevlogen hebben
wij zullen weggevlogen hebben
jullie zullen weggevlogen hebben
zij zullen weggevlogen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou wegvliegen
jij zou wegvliegen
hij zou wegvliegen
wij zouden wegvliegen
jullie zouden wegvliegen
zij zouden wegvliegen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weggevlogen hebben
jij zou weggevlogen hebben
hij zou weggevlogen hebben
wij zouden weggevlogen hebben
jullie zouden weggevlogen hebben
zij zouden weggevlogen hebben

Gebiedende wijs
vlieg weg

Aanvoegende wijs
wegvliege

Voorbeelden

  1. Vlieg weg, tot ziens
    Fly away, bye-bye
  2. Nee, ik vlieg weg.
    No. I 'm going to fly out.
  3. Vlieg weg als je dat kunt.
    Fly away if you can.
  4. Vlieg weg en bouw een nieuw leven op.
    Fly away and start building a new life for yourself.
  5. Vlieg weg... Strek je vleugels, o onschuldige vogel.
    Fly away... take to your wings, O innocent bird.
  6. Ik vlieg weg voor de grote storm, en ik wil dat je met me meegaat.
    What? I 'm flying out tonight before the big storm, and I want you to come with me.
  7. Wegvliegen, iedereen.
    Fly. Everybody fly!
  8. Laat ze wegvliegen.
    Have them fly away.
  9. U kunt wegvliegen.
    You can fly away.
  10. Vogeltje niet wegvliegen.
    Don 't go my bird!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden