Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: wegsturen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weggestuurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stuur weg
jij stuurt weg
hij stuurt weg
wij sturen weg
jullie sturen weg
zij sturen weg

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegstuur
dat jij wegstuurt
dat hij wegstuurt
dat wij wegsturen
dat jullie wegsturen
dat zij wegsturen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weggestuurd
jij hebt weggestuurd
hij heeft weggestuurd
wij hebben weggestuurd
jullie hebben weggestuurd
zij hebben weggestuurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stuurde weg
jij stuurde weg
hij stuurde weg
wij stuurden weg
jullie stuurden weg
zij stuurden weg

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegstuurde
dat jij wegstuurde
dat hij wegstuurde
dat wij wegstuurden
dat jullie wegstuurden
dat zij wegstuurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weggestuurd
jij had weggestuurd
hij had weggestuurd
wij hadden weggestuurd
jullie hadden weggestuurd
zij hadden weggestuurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal wegsturen
jij zult wegsturen
hij zal wegsturen
wij zullen wegsturen
jullie zullen wegsturen
zij zullen wegsturen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weggestuurd hebben
jij zult weggestuurd hebben
hij zal weggestuurd hebben
wij zullen weggestuurd hebben
jullie zullen weggestuurd hebben
zij zullen weggestuurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou wegsturen
jij zou wegsturen
hij zou wegsturen
wij zouden wegsturen
jullie zouden wegsturen
zij zouden wegsturen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weggestuurd hebben
jij zou weggestuurd hebben
hij zou weggestuurd hebben
wij zouden weggestuurd hebben
jullie zouden weggestuurd hebben
zij zouden weggestuurd hebben

Gebiedende wijs
stuur weg

Aanvoegende wijs
wegsture

Voorbeelden

  1. Zonder chauffeur wegsturen.
    Send it in with no driver?
  2. De jongelingen wegsturen.
    Away with the younglings.
  3. Nee, niet wegsturen.
    No, don 't bear away!
  4. Jij wilde hem wegsturen.
    You wanted to send him away.
  5. Moeten we Linda wegsturen?
    Should we send Linda away?
  6. Zullen we iedereen wegsturen?
    Should we ask everyone to leave?
  7. Me wegsturen helpt niet.
    Throwing me out won 't do any good.
  8. We moeten honderden wegsturen.
    We 've turned hundreds away.
  9. Als we ze wegsturen...
    If we 're sending them away
  10. jou moeten we wegsturen.
    We must send you away.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden