Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: wegnemen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weggenomen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik neem weg
jij neemt weg
hij neemt weg
wij nemen weg
jullie nemen weg
zij nemen weg

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegneem
dat jij wegneemt
dat hij wegneemt
dat wij wegnemen
dat jullie wegnemen
dat zij wegnemen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weggenomen
jij hebt weggenomen
hij heeft weggenomen
wij hebben weggenomen
jullie hebben weggenomen
zij hebben weggenomen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik nam weg
jij nam weg
hij nam weg
wij namen weg
jullie namen weg
zij namen weg

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik wegnam
dat jij wegnam
dat hij wegnam
dat wij wegnamen
dat jullie wegnamen
dat zij wegnamen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weggenomen
jij had weggenomen
hij had weggenomen
wij hadden weggenomen
jullie hadden weggenomen
zij hadden weggenomen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal wegnemen
jij zult wegnemen
hij zal wegnemen
wij zullen wegnemen
jullie zullen wegnemen
zij zullen wegnemen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weggenomen hebben
jij zult weggenomen hebben
hij zal weggenomen hebben
wij zullen weggenomen hebben
jullie zullen weggenomen hebben
zij zullen weggenomen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou wegnemen
jij zou wegnemen
hij zou wegnemen
wij zouden wegnemen
jullie zouden wegnemen
zij zouden wegnemen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weggenomen hebben
jij zou weggenomen hebben
hij zou weggenomen hebben
wij zouden weggenomen hebben
jullie zouden weggenomen hebben
zij zouden weggenomen hebben

Gebiedende wijs
neem weg

Aanvoegende wijs
wegneme

Voorbeelden

  1. Haar van mij wegnemen.
    Take her away from me.
  2. Niemand kan het wegnemen.
    No-one can take away.
  3. en het daarna wegnemen?
    and then take it away?
  4. Ik kan het wegnemen.
    I can take it away.
  5. Wie kon het wegnemen?
    Who could have taken it?
  6. Melanie' s spullen wegnemen zal niet wegnemen wat we samen hadden.
    Taking away Melanie 's things won 't take away what we had together.
  7. Ik kan de pijn wegnemen.
    I can take away the pain.
  8. Dit zal de pijn wegnemen.
    This will take away the pain.
  9. Laat niemand dat ooit wegnemen.
    Don 't ever let them kill it.
  10. Laten we de twijfel wegnemen.
    Let 's sustain the doubt.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden