NL: wegkapen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
weggekaapt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kaap weg jij kaapt weg hij kaapt weg wij kapen weg jullie kapen weg zij kapen weg
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik wegkaap dat jij wegkaapt dat hij wegkaapt dat wij wegkapen dat jullie wegkapen dat zij wegkapen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb weggekaapt jij hebt weggekaapt hij heeft weggekaapt wij hebben weggekaapt jullie hebben weggekaapt zij hebben weggekaapt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kaapte weg jij kaapte weg hij kaapte weg wij kaapten weg jullie kaapten weg zij kaapten weg
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik wegkaapte dat jij wegkaapte dat hij wegkaapte dat wij wegkaapten dat jullie wegkaapten dat zij wegkaapten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had weggekaapt jij had weggekaapt hij had weggekaapt wij hadden weggekaapt jullie hadden weggekaapt zij hadden weggekaapt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal wegkapen jij zult wegkapen hij zal wegkapen wij zullen wegkapen jullie zullen wegkapen zij zullen wegkapen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal weggekaapt hebben jij zult weggekaapt hebben hij zal weggekaapt hebben wij zullen weggekaapt hebben jullie zullen weggekaapt hebben zij zullen weggekaapt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou wegkapen jij zou wegkapen hij zou wegkapen wij zouden wegkapen jullie zouden wegkapen zij zouden wegkapen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou weggekaapt hebben jij zou weggekaapt hebben hij zou weggekaapt hebben wij zouden weggekaapt hebben jullie zouden weggekaapt hebben zij zouden weggekaapt hebben
|
| Gebiedende wijs |
kaap weg
|
| Aanvoegende wijs |
| wegkape |