Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: weghouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weggehouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik houd vast; hou weg
jij houdt weg
hij houdt weg
wij houden weg
jullie houden weg
zij houden weg

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik houd vast; weghou
dat jij weghoudt
dat hij weghoudt
dat wij weghouden
dat jullie weghouden
dat zij weghouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weggehouden
jij hebt weggehouden
hij heeft weggehouden
wij hebben weggehouden
jullie hebben weggehouden
zij hebben weggehouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hield weg
jij hield weg
hij hield weg
wij hielden weg
jullie hielden weg
zij hielden weg

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik weghield
dat jij weghield
dat hij weghield
dat wij weghielden
dat jullie weghielden
dat zij weghielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weggehouden
jij had weggehouden
hij had weggehouden
wij hadden weggehouden
jullie hadden weggehouden
zij hadden weggehouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal weghouden
jij zult weghouden
hij zal weghouden
wij zullen weghouden
jullie zullen weghouden
zij zullen weghouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weggehouden hebben
jij zult weggehouden hebben
hij zal weggehouden hebben
wij zullen weggehouden hebben
jullie zullen weggehouden hebben
zij zullen weggehouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou weghouden
jij zou weghouden
hij zou weghouden
wij zouden weghouden
jullie zouden weghouden
zij zouden weghouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weggehouden hebben
jij zou weggehouden hebben
hij zou weggehouden hebben
wij zouden weggehouden hebben
jullie zouden weggehouden hebben
zij zouden weggehouden hebben

Gebiedende wijs
houd vast; hou weg

Aanvoegende wijs
weghoude

Voorbeelden

  1. Paul weghouden van Lucy?
    Keeping Paul away from Lucy?
  2. Niets kan me weghouden.
    Nothing could keep me away.
  3. We moeten je weghouden van...
    And we have to keep you away from pe...
  4. Wil je me ervan weghouden?
    Are you gonna keep me away?
  5. Je kunt me niet weghouden.
    Can 't keep me away.
  6. Iemand wil me hier weghouden.
    Clearly someone doesn 't want me here this year.
  7. Ik moet mensen als jij weghouden.
    It is my job to keep people like you away.
  8. Dat zal hem wel even weghouden.
    That oughta hold him for a while.
  9. Ik zal die probleem-vreemden weghouden.
    I keep that troublesome stranger away.
  10. We moeten het bij water weghouden.
    We must keep away from water.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden