NL: weghelpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
weggeholpen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik help weg jij helpt weg hij helpt weg wij helpen weg jullie helpen weg zij helpen weg
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik weghelp dat jij weghelpt dat hij weghelpt dat wij weghelpen dat jullie weghelpen dat zij weghelpen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb weggeholpen jij hebt weggeholpen hij heeft weggeholpen wij hebben weggeholpen jullie hebben weggeholpen zij hebben weggeholpen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik hielp weg jij hielp weg hij hielp weg wij hielpen weg jullie hielpen weg zij hielpen weg
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik weghielp dat jij weghielp dat hij weghielp dat wij weghielpen dat jullie weghielpen dat zij weghielpen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had weggeholpen jij had weggeholpen hij had weggeholpen wij hadden weggeholpen jullie hadden weggeholpen zij hadden weggeholpen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal weghelpen jij zult weghelpen hij zal weghelpen wij zullen weghelpen jullie zullen weghelpen zij zullen weghelpen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal weggeholpen hebben jij zult weggeholpen hebben hij zal weggeholpen hebben wij zullen weggeholpen hebben jullie zullen weggeholpen hebben zij zullen weggeholpen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou weghelpen jij zou weghelpen hij zou weghelpen wij zouden weghelpen jullie zouden weghelpen zij zouden weghelpen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou weggeholpen hebben jij zou weggeholpen hebben hij zou weggeholpen hebben wij zouden weggeholpen hebben jullie zouden weggeholpen hebben zij zouden weggeholpen hebben
|
| Gebiedende wijs |
help weg
|
| Aanvoegende wijs |
| weghelpe |