NL: wegbonjouren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
weggebonjourd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bonjour weg jij bonjourt weg hij bonjourt weg wij bonjouren weg jullie bonjouren weg zij bonjouren weg
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik wegbonjour dat jij wegbonjourt dat hij wegbonjourt dat wij wegbonjouren dat jullie wegbonjouren dat zij wegbonjouren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb weggebonjourd jij hebt weggebonjourd hij heeft weggebonjourd wij hebben weggebonjourd jullie hebben weggebonjourd zij hebben weggebonjourd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bonjourde weg jij bonjourde weg hij bonjourde weg wij bonjourden weg jullie bonjourden weg zij bonjourden weg
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik wegbonjourde dat jij wegbonjourde dat hij wegbonjourde dat wij wegbonjourden dat jullie wegbonjourden dat zij wegbonjourden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had weggebonjourd jij had weggebonjourd hij had weggebonjourd wij hadden weggebonjourd jullie hadden weggebonjourd zij hadden weggebonjourd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal wegbonjouren jij zult wegbonjouren hij zal wegbonjouren wij zullen wegbonjouren jullie zullen wegbonjouren zij zullen wegbonjouren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal weggebonjourd hebben jij zult weggebonjourd hebben hij zal weggebonjourd hebben wij zullen weggebonjourd hebben jullie zullen weggebonjourd hebben zij zullen weggebonjourd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou wegbonjouren jij zou wegbonjouren hij zou wegbonjouren wij zouden wegbonjouren jullie zouden wegbonjouren zij zouden wegbonjouren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou weggebonjourd hebben jij zou weggebonjourd hebben hij zou weggebonjourd hebben wij zouden weggebonjourd hebben jullie zouden weggebonjourd hebben zij zouden weggebonjourd hebben
|
Gebiedende wijs |
bonjour weg
|
Aanvoegende wijs |
wegbonjoure |