Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: weerhouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
weerhouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik weerhoud; weerhou
jij weerhoudt
hij weerhoudt
wij weerhouden
jullie weerhouden
zij weerhouden

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik weerhouweerhoud;
dat jij weerhoudt
dat hij weerhoudt
dat wij weerhouden
dat jullie weerhouden
dat zij weerhouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb weerhouden
jij hebt weerhouden
hij heeft weerhouden
wij hebben weerhouden
jullie hebben weerhouden
zij hebben weerhouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik weerhield
jij weerhield
hij weerhield
wij weerhielden
jullie weerhielden
zij weerhielden

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik weerhield
dat jij weerhield
dat hij weerhield
dat wij weerhielden
dat jullie weerhielden
dat zij weerhielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had weerhouden
jij had weerhouden
hij had weerhouden
wij hadden weerhouden
jullie hadden weerhouden
zij hadden weerhouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal weerhouden
jij zult weerhouden
hij zal weerhouden
wij zullen weerhouden
jullie zullen weerhouden
zij zullen weerhouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal weerhouden hebben
jij zult weerhouden hebben
hij zal weerhouden hebben
wij zullen weerhouden hebben
jullie zullen weerhouden hebben
zij zullen weerhouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou weerhouden
jij zou weerhouden
hij zou weerhouden
wij zouden weerhouden
jullie zouden weerhouden
zij zouden weerhouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou weerhouden hebben
jij zou weerhouden hebben
hij zou weerhouden hebben
wij zouden weerhouden hebben
jullie zouden weerhouden hebben
zij zouden weerhouden hebben

Gebiedende wijs
weerhoud; weerhou

Aanvoegende wijs
weerhoude

Voorbeelden

  1. weerhouden
    to hold against
  2. weerhouden
    retain
  3. Niets zal Memnon weerhouden.
    Memnon will stop at nothing.
  4. Om je te weerhouden.
    To delay your actions.
  5. Niets kon me weerhouden.
    Nothing could stop me.
  6. Niets kon hem weerhouden.
    For nothing would stop him.
  7. Mensen weerhouden altijd cruciale informatie.
    People withhold crucial information all the time.
  8. Dat heeft je nooit weerhouden.
    It never stopped you before.
  9. Gaat niets je dan weerhouden.
    Ain 't nothing gonna hold you back.
  10. Maar hoe moetik haar weerhouden?
    But I don 't know how to stop her.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden