NL: webvertisen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gewebvertised
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik webvertise jij webvertiset hij webvertiset wij webvertisen jullie webvertisen zij webvertisen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewebvertised jij hebt gewebvertised hij heeft gewebvertised wij hebben gewebvertised jullie hebben gewebvertised zij hebben gewebvertised
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik webvertisede jij webvertisede hij webvertisede wij webvertiseden jullie webvertiseden zij webvertiseden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewebvertised jij had gewebvertised hij had gewebvertised wij hadden gewebvertised jullie hadden gewebvertised zij hadden gewebvertised
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal webvertisen jij zult webvertisen hij zal webvertisen wij zullen webvertisen jullie zullen webvertisen zij zullen webvertisen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewebvertised hebben jij zult gewebvertised hebben hij zal gewebvertised hebben wij zullen gewebvertised hebben jullie zullen gewebvertised hebben zij zullen gewebvertised hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou webvertisen jij zou webvertisen hij zou webvertisen wij zouden webvertisen jullie zouden webvertisen zij zouden webvertisen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewebvertised hebben jij zou gewebvertised hebben hij zou gewebvertised hebben wij zouden gewebvertised hebben jullie zouden gewebvertised hebben zij zouden gewebvertised hebben
|
| Gebiedende wijs |
webvertise
|
| Aanvoegende wijs |
| webvertise |