NL: webcasten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gewebcast
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik webcast jij webcast hij webcast wij webcasten jullie webcasten zij webcasten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewebcast jij hebt gewebcast hij heeft gewebcast wij hebben gewebcast jullie hebben gewebcast zij hebben gewebcast
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik webcastte jij webcastte hij webcastte wij webcastten jullie webcastten zij webcastten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewebcast jij had gewebcast hij had gewebcast wij hadden gewebcast jullie hadden gewebcast zij hadden gewebcast
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal webcasten jij zult webcasten hij zal webcasten wij zullen webcasten jullie zullen webcasten zij zullen webcasten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewebcast hebben jij zult gewebcast hebben hij zal gewebcast hebben wij zullen gewebcast hebben jullie zullen gewebcast hebben zij zullen gewebcast hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou webcasten jij zou webcasten hij zou webcasten wij zouden webcasten jullie zouden webcasten zij zouden webcasten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewebcast hebben jij zou gewebcast hebben hij zou gewebcast hebben wij zouden gewebcast hebben jullie zouden gewebcast hebben zij zouden gewebcast hebben
|
Gebiedende wijs |
webcast
|
Aanvoegende wijs |
webcaste |