NL: webcammen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gewebcamd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik webcam jij webcamt hij webcamt wij webcammen jullie webcammen zij webcammen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewebcamd jij hebt gewebcamd hij heeft gewebcamd wij hebben gewebcamd jullie hebben gewebcamd zij hebben gewebcamd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik webcamde jij webcamde hij webcamde wij webcamden jullie webcamden zij webcamden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewebcamd jij had gewebcamd hij had gewebcamd wij hadden gewebcamd jullie hadden gewebcamd zij hadden gewebcamd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal webcammen jij zult webcammen hij zal webcammen wij zullen webcammen jullie zullen webcammen zij zullen webcammen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewebcamd hebben jij zult gewebcamd hebben hij zal gewebcamd hebben wij zullen gewebcamd hebben jullie zullen gewebcamd hebben zij zullen gewebcamd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou webcammen jij zou webcammen hij zou webcammen wij zouden webcammen jullie zouden webcammen zij zouden webcammen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewebcamd hebben jij zou gewebcamd hebben hij zou gewebcamd hebben wij zouden gewebcamd hebben jullie zouden gewebcamd hebben zij zouden gewebcamd hebben
|
Gebiedende wijs |
webcam
|
Aanvoegende wijs |
webcamme |