Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: waterpoloën

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gewaterpolood

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik waterpolo
jij waterpoloot
hij waterpoloot
wij waterpoloën
jullie waterpoloën
zij waterpoloën

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gewaterpolood
jij hebt gewaterpolood
hij heeft gewaterpolood
wij hebben gewaterpolood
jullie hebben gewaterpolood
zij hebben gewaterpolood

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waterpolode
jij waterpolode
hij waterpolode
wij waterpoloden
jullie waterpoloden
zij waterpoloden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gewaterpolood
jij had gewaterpolood
hij had gewaterpolood
wij hadden gewaterpolood
jullie hadden gewaterpolood
zij hadden gewaterpolood

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal waterpoloën
jij zult waterpoloën
hij zal waterpoloën
wij zullen waterpoloën
jullie zullen waterpoloën
zij zullen waterpoloën

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gewaterpolood hebben
jij zult gewaterpolood hebben
hij zal gewaterpolood hebben
wij zullen gewaterpolood hebben
jullie zullen gewaterpolood hebben
zij zullen gewaterpolood hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou waterpoloën
jij zou waterpoloën
hij zou waterpoloën
wij zouden waterpoloën
jullie zouden waterpoloën
zij zouden waterpoloën

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gewaterpolood hebben
jij zou gewaterpolood hebben
hij zou gewaterpolood hebben
wij zouden gewaterpolood hebben
jullie zouden gewaterpolood hebben
zij zouden gewaterpolood hebben

Gebiedende wijs
waterpolo

Aanvoegende wijs
waterpoloë

Voorbeelden

  1. Zonder twijfel waterpolo.
    Definitely water polo.
  2. Voet, tennis, waterpolo?
    Foot, tennis, waterpolo?
  3. Hij is naar waterpolo.
    He 's at water polo practice.
  4. Ik zit op waterpolo met Courtney.
    I 'm in water polo with Courtney.
  5. Ik kom te laat op waterpolo.
    Cos I 'm late for water polo already.
  6. Speelde voor Chicago Polytech op een waterpolo beurs.
    Attending Chicago Polytech on a water polo scholarship.
  7. Minder dan op de hand van het waterpolo team.
    Not so much the water polo team.
  8. Volgens mij doen Billy en z' n vriendin een partijtje waterpolo.
    I think Billy and his girlfriend are playin' water polo or somethin'.
  9. Hij wil ons over een uur ontmoeten ondanks de waterpolo westrijd.
    He wants to meet in an hour regarding the water polo match.
  10. Hij weet dat ik naar bed ben geweest met het waterpolo team.
    He knows I slept with the entire water polo team.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden