Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: warmlopen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
warmgelopen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik loop warm
jij loopt warm
hij loopt warm
wij lopen warm
jullie lopen warm
zij lopen warm

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik warmloop
dat jij warmloopt
dat hij warmloopt
dat wij warmlopen
dat jullie warmlopen
dat zij warmlopen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb warmgelopen
jij hebt warmgelopen
hij heeft warmgelopen
wij hebben warmgelopen
jullie hebben warmgelopen
zij hebben warmgelopen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik liep warm
jij liep warm
hij liep warm
wij liepen warm
jullie liepen warm
zij liepen warm

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik warmliep
dat jij warmliep
dat hij warmliep
dat wij warmliepen
dat jullie warmliepen
dat zij warmliepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had warmgelopen
jij had warmgelopen
hij had warmgelopen
wij hadden warmgelopen
jullie hadden warmgelopen
zij hadden warmgelopen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal warmlopen
jij zult warmlopen
hij zal warmlopen
wij zullen warmlopen
jullie zullen warmlopen
zij zullen warmlopen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal warmgelopen hebben
jij zult warmgelopen hebben
hij zal warmgelopen hebben
wij zullen warmgelopen hebben
jullie zullen warmgelopen hebben
zij zullen warmgelopen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou warmlopen
jij zou warmlopen
hij zou warmlopen
wij zouden warmlopen
jullie zouden warmlopen
zij zouden warmlopen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou warmgelopen hebben
jij zou warmgelopen hebben
hij zou warmgelopen hebben
wij zouden warmgelopen hebben
jullie zouden warmgelopen hebben
zij zouden warmgelopen hebben

Gebiedende wijs
loop warm

Aanvoegende wijs
warmlope

Voorbeelden

  1. Oké, iedereen, warmlopen.
    Okay, everyone, let`s warm up.
  2. Hij moet nog warmlopen.
    Maybe he 's gotta warm up to it.
  3. Munez, ga je warmlopen.
    Munez, go warm up.
  4. Ik ben aan het warmlopen.
    I 'm just warming up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden