Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: wandelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gewandeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik wandel
jij wandelt
hij wandelt
wij wandelen
jullie wandelen
zij wandelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gewandeld
jij hebt gewandeld
hij heeft gewandeld
wij hebben gewandeld
jullie hebben gewandeld
zij hebben gewandeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik wandelde
jij wandelde
hij wandelde
wij wandelden
jullie wandelden
zij wandelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gewandeld
jij had gewandeld
hij had gewandeld
wij hadden gewandeld
jullie hadden gewandeld
zij hadden gewandeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal wandelen
jij zult wandelen
hij zal wandelen
wij zullen wandelen
jullie zullen wandelen
zij zullen wandelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gewandeld hebben
jij zult gewandeld hebben
hij zal gewandeld hebben
wij zullen gewandeld hebben
jullie zullen gewandeld hebben
zij zullen gewandeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou wandelen
jij zou wandelen
hij zou wandelen
wij zouden wandelen
jullie zouden wandelen
zij zouden wandelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gewandeld hebben
jij zou gewandeld hebben
hij zou gewandeld hebben
wij zouden gewandeld hebben
jullie zouden gewandeld hebben
zij zouden gewandeld hebben

Gebiedende wijs
wandel

Aanvoegende wijs
wandele

Voorbeelden

  1. wandel naar buiten!
    Walking out the door! Bye!
  2. Wandel gewoon normaal.
    Just walk normally.
  3. Grappig, wandel maar.
    Funny, but walking.
  4. Ik wandel liever alleen.
    I 'd rather be walking alone.
  5. Weer alleen op wandel.
    walking alone again.
  6. Waarom wandel je zo?
    Why are you walking like that?
  7. Mevrouw, ik wandel gewoon.
    Ma 'am, I 'm just taking a walk.
  8. Moet aan de wandel.
    Gotta get my steps in.
  9. Wandel lekker met hem.
    Take him for a walk.
  10. Wandel je even mee?
    Can you walk with me?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden