Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: walen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gewaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik waal
jij waalt
hij waalt
wij walen
jullie walen
zij walen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gewaald
jij hebt gewaald
hij heeft gewaald
wij hebben gewaald
jullie hebben gewaald
zij hebben gewaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik waalde
jij waalde
hij waalde
wij waalden
jullie waalden
zij waalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gewaald
jij had gewaald
hij had gewaald
wij hadden gewaald
jullie hadden gewaald
zij hadden gewaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal walen
jij zult walen
hij zal walen
wij zullen walen
jullie zullen walen
zij zullen walen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gewaald hebben
jij zult gewaald hebben
hij zal gewaald hebben
wij zullen gewaald hebben
jullie zullen gewaald hebben
zij zullen gewaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou walen
jij zou walen
hij zou walen
wij zouden walen
jullie zouden walen
zij zouden walen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gewaald hebben
jij zou gewaald hebben
hij zou gewaald hebben
wij zouden gewaald hebben
jullie zouden gewaald hebben
zij zouden gewaald hebben

Gebiedende wijs
waal

Aanvoegende wijs
wale

Voorbeelden

  1. Waarom moest jij die Waal erbij halen?
    Why did you have to bring in that Walloon?
  2. Ik ga eindelijk op die Waal zijn gezicht slaan.
    I 'm going to smack him in the mouth...
  3. De Vlamingen in het noorden en de Walen in het zuiden.
    Flemings in the North and Valões in the South.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden