Voorbeelden

1. Oooh, waggle string.
   Kijk, Wacky-slierten!
2. Yeah, the the wiggle-waggle.
   Ja, de wiggel waggel.
3. It is called the Waggle Dance.
   Het wordt de wiebeldans genoemd.
4. No, my circuits still waggle from the dance.
   Laat maar, mijn kop is op tilt.
5. Don 't waggle your fingers when you say my name.
   Beweeg niet steeds met je vingers wanneer je mijn naam zegt.
6. Stop worrying your sweet little wiggle-waggle abaht it, willya!
   Maak je geen zorgen over dat lieve kleine waggeltje, wil je!
7. You know, after your waggle, before your set-up, you always tap your helmet.
   Weet je, na je waggelen, voor je set-up, tik je altijd je helm.
8. Lady, your tongue must be hung in the middle so that it can waggle at both ends.
   Dame, uw tong zou in het midden vast moeten zitten zodat hij aan twee kanten kan kletsen.
9. Well, you waggle those puppies in his face I bet you 'd get him to join the marines.
   Topless? Als je die jongens in hun gezicht hangt, gaan ze direct in dienst.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden