NL: waden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gewaad
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik waad jij waadt hij waadt wij waden jullie waden zij waden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewaad jij hebt gewaad hij heeft gewaad wij hebben gewaad jullie hebben gewaad zij hebben gewaad
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik waadde jij waadde hij waadde wij waadden jullie waadden zij waadden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewaad jij had gewaad hij had gewaad wij hadden gewaad jullie hadden gewaad zij hadden gewaad
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal waden jij zult waden hij zal waden wij zullen waden jullie zullen waden zij zullen waden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewaad hebben jij zult gewaad hebben hij zal gewaad hebben wij zullen gewaad hebben jullie zullen gewaad hebben zij zullen gewaad hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou waden jij zou waden hij zou waden wij zouden waden jullie zouden waden zij zouden waden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewaad hebben jij zou gewaad hebben hij zou gewaad hebben wij zouden gewaad hebben jullie zouden gewaad hebben zij zouden gewaad hebben
|
Gebiedende wijs |
waad
|
Aanvoegende wijs |
wade |