NL: waarderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gewaardeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik waardeer jij waardeert hij waardeert wij waarderen jullie waarderen zij waarderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gewaardeerd jij hebt gewaardeerd hij heeft gewaardeerd wij hebben gewaardeerd jullie hebben gewaardeerd zij hebben gewaardeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik waardeerde jij waardeerde hij waardeerde wij waardeerden jullie waardeerden zij waardeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gewaardeerd jij had gewaardeerd hij had gewaardeerd wij hadden gewaardeerd jullie hadden gewaardeerd zij hadden gewaardeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal waarderen jij zult waarderen hij zal waarderen wij zullen waarderen jullie zullen waarderen zij zullen waarderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gewaardeerd hebben jij zult gewaardeerd hebben hij zal gewaardeerd hebben wij zullen gewaardeerd hebben jullie zullen gewaardeerd hebben zij zullen gewaardeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou waarderen jij zou waarderen hij zou waarderen wij zouden waarderen jullie zouden waarderen zij zouden waarderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gewaardeerd hebben jij zou gewaardeerd hebben hij zou gewaardeerd hebben wij zouden gewaardeerd hebben jullie zouden gewaardeerd hebben zij zouden gewaardeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
waardeer
|
Aanvoegende wijs |
waardere |