NL: vulgariseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gevulgariseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vulgariseer jij vulgariseert hij vulgariseert wij vulgariseren jullie vulgariseren zij vulgariseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gevulgariseerd jij hebt gevulgariseerd hij heeft gevulgariseerd wij hebben gevulgariseerd jullie hebben gevulgariseerd zij hebben gevulgariseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vulgariseerde jij vulgariseerde hij vulgariseerde wij vulgariseerden jullie vulgariseerden zij vulgariseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gevulgariseerd jij had gevulgariseerd hij had gevulgariseerd wij hadden gevulgariseerd jullie hadden gevulgariseerd zij hadden gevulgariseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vulgariseren jij zult vulgariseren hij zal vulgariseren wij zullen vulgariseren jullie zullen vulgariseren zij zullen vulgariseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gevulgariseerd hebben jij zult gevulgariseerd hebben hij zal gevulgariseerd hebben wij zullen gevulgariseerd hebben jullie zullen gevulgariseerd hebben zij zullen gevulgariseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vulgariseren jij zou vulgariseren hij zou vulgariseren wij zouden vulgariseren jullie zouden vulgariseren zij zouden vulgariseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gevulgariseerd hebben jij zou gevulgariseerd hebben hij zou gevulgariseerd hebben wij zouden gevulgariseerd hebben jullie zouden gevulgariseerd hebben zij zouden gevulgariseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
vulgariseer
|
Aanvoegende wijs |
vulgarisere |