NL: vuilbekken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gevuilbekt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vuilbek jij vuilbekt hij vuilbekt wij vuilbekken jullie vuilbekken zij vuilbekken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gevuilbekt jij hebt gevuilbekt hij heeft gevuilbekt wij hebben gevuilbekt jullie hebben gevuilbekt zij hebben gevuilbekt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vuilbekte jij vuilbekte hij vuilbekte wij vuilbekten jullie vuilbekten zij vuilbekten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gevuilbekt jij had gevuilbekt hij had gevuilbekt wij hadden gevuilbekt jullie hadden gevuilbekt zij hadden gevuilbekt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vuilbekken jij zult vuilbekken hij zal vuilbekken wij zullen vuilbekken jullie zullen vuilbekken zij zullen vuilbekken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gevuilbekt hebben jij zult gevuilbekt hebben hij zal gevuilbekt hebben wij zullen gevuilbekt hebben jullie zullen gevuilbekt hebben zij zullen gevuilbekt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vuilbekken jij zou vuilbekken hij zou vuilbekken wij zouden vuilbekken jullie zouden vuilbekken zij zouden vuilbekken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gevuilbekt hebben jij zou gevuilbekt hebben hij zou gevuilbekt hebben wij zouden gevuilbekt hebben jullie zouden gevuilbekt hebben zij zouden gevuilbekt hebben
|
Gebiedende wijs |
vuilbek
|
Aanvoegende wijs |
vuilbekke |