Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vrijmaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vrijgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maak vrij
jij maakt vrij
hij maakt vrij
wij maken vrij
jullie maken vrij
zij maken vrij

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vrijmaak
dat jij vrijmaakt
dat hij vrijmaakt
dat wij vrijmaken
dat jullie vrijmaken
dat zij vrijmaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vrijgemaakt
jij hebt vrijgemaakt
hij heeft vrijgemaakt
wij hebben vrijgemaakt
jullie hebben vrijgemaakt
zij hebben vrijgemaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maakte vrij
jij maakte vrij
hij maakte vrij
wij maakten vrij
jullie maakten vrij
zij maakten vrij

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vrijmaakte
dat jij vrijmaakte
dat hij vrijmaakte
dat wij vrijmaakten
dat jullie vrijmaakten
dat zij vrijmaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vrijgemaakt
jij had vrijgemaakt
hij had vrijgemaakt
wij hadden vrijgemaakt
jullie hadden vrijgemaakt
zij hadden vrijgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vrijmaken
jij zult vrijmaken
hij zal vrijmaken
wij zullen vrijmaken
jullie zullen vrijmaken
zij zullen vrijmaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vrijgemaakt hebben
jij zult vrijgemaakt hebben
hij zal vrijgemaakt hebben
wij zullen vrijgemaakt hebben
jullie zullen vrijgemaakt hebben
zij zullen vrijgemaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vrijmaken
jij zou vrijmaken
hij zou vrijmaken
wij zouden vrijmaken
jullie zouden vrijmaken
zij zouden vrijmaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vrijgemaakt hebben
jij zou vrijgemaakt hebben
hij zou vrijgemaakt hebben
wij zouden vrijgemaakt hebben
jullie zouden vrijgemaakt hebben
zij zouden vrijgemaakt hebben

Gebiedende wijs
maak vrij

Aanvoegende wijs
vrijmake

Voorbeelden

  1. Politie, maak vrij.
    Police, clear back.
  2. Davis, steeg vrijmaken.
    Davis, clear the alley.
  3. De weg vrijmaken!
    We can clear a path!
  4. De Luchtwegen vrijmaken.
    The release Airways.
  5. Mijn hoofd vrijmaken.
    Sort my head out.
  6. Rison, Sherwood, winkel vrijmaken.
    Rison, Sherwood, clear the shop.
  7. Ik moet tijd vrijmaken.
    I 'll need to clear my schedule.
  8. We moeten dit vrijmaken.
    We gotta clear this blockage.
  9. Ik moet mijn agenda vrijmaken.
    I have to clear my schedule...
  10. laten we deze borden vrijmaken.
    Let 's clear these boards.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden