Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vrijkopen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vrijgekocht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik koop vrij
jij koopt vrij
hij koopt vrij
wij kopen vrij
jullie kopen vrij
zij kopen vrij

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vrijkoop
dat jij vrijkoopt
dat hij vrijkoopt
dat wij vrijkopen
dat jullie vrijkopen
dat zij vrijkopen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vrijgekocht
jij hebt vrijgekocht
hij heeft vrijgekocht
wij hebben vrijgekocht
jullie hebben vrijgekocht
zij hebben vrijgekocht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kocht vrij
jij kocht vrij
hij kocht vrij
wij kochten vrij
jullie kochten vrij
zij kochten vrij

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vrijkocht
dat jij vrijkocht
dat hij vrijkocht
dat wij vrijkochten
dat jullie vrijkochten
dat zij vrijkochten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vrijgekocht
jij had vrijgekocht
hij had vrijgekocht
wij hadden vrijgekocht
jullie hadden vrijgekocht
zij hadden vrijgekocht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vrijkopen
jij zult vrijkopen
hij zal vrijkopen
wij zullen vrijkopen
jullie zullen vrijkopen
zij zullen vrijkopen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vrijgekocht hebben
jij zult vrijgekocht hebben
hij zal vrijgekocht hebben
wij zullen vrijgekocht hebben
jullie zullen vrijgekocht hebben
zij zullen vrijgekocht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vrijkopen
jij zou vrijkopen
hij zou vrijkopen
wij zouden vrijkopen
jullie zouden vrijkopen
zij zouden vrijkopen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vrijgekocht hebben
jij zou vrijgekocht hebben
hij zou vrijgekocht hebben
wij zouden vrijgekocht hebben
jullie zouden vrijgekocht hebben
zij zouden vrijgekocht hebben

Gebiedende wijs
koop vrij

Aanvoegende wijs
vrijkope

Voorbeelden

  1. We moeten Wah vrijkopen.
    We need to bail out Wah.
  2. Ik moet Wah vrijkopen.
    I need to bail out Wah.
  3. Ik wil ook mijn student vrijkopen.
    I want to bail my disciple out
  4. Wie zal je nu vrijkopen, Tristan?
    Who will now vrijkopen, Tristan?
  5. Benny zou z' n Vier Vaders vrijkopen.
    Benny said something about buying back his forefathers.
  6. Als hij geld heeft, kan hij zichzelf vrijkopen.
    If he has money, he can bail himself out.
  7. Als je jezelf in nesten werkt, kan ik je misschien niet eens vrijkopen.
    If you get yourself in a jam, I might not be able to bail you out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden