Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vrijhouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vrijgehouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik houd vast; hou vrij
jij houdt vrij
hij houdt vrij
wij houden vrij
jullie houden vrij
zij houden vrij

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik houd vast; vrijhou
dat jij vrijhoudt
dat hij vrijhoudt
dat wij vrijhouden
dat jullie vrijhouden
dat zij vrijhouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vrijgehouden
jij hebt vrijgehouden
hij heeft vrijgehouden
wij hebben vrijgehouden
jullie hebben vrijgehouden
zij hebben vrijgehouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hield vrij
jij hield vrij
hij hield vrij
wij hielden vrij
jullie hielden vrij
zij hielden vrij

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vrijhield
dat jij vrijhield
dat hij vrijhield
dat wij vrijhielden
dat jullie vrijhielden
dat zij vrijhielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vrijgehouden
jij had vrijgehouden
hij had vrijgehouden
wij hadden vrijgehouden
jullie hadden vrijgehouden
zij hadden vrijgehouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vrijhouden
jij zult vrijhouden
hij zal vrijhouden
wij zullen vrijhouden
jullie zullen vrijhouden
zij zullen vrijhouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vrijgehouden hebben
jij zult vrijgehouden hebben
hij zal vrijgehouden hebben
wij zullen vrijgehouden hebben
jullie zullen vrijgehouden hebben
zij zullen vrijgehouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vrijhouden
jij zou vrijhouden
hij zou vrijhouden
wij zouden vrijhouden
jullie zouden vrijhouden
zij zouden vrijhouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vrijgehouden hebben
jij zou vrijgehouden hebben
hij zou vrijgehouden hebben
wij zouden vrijgehouden hebben
jullie zouden vrijgehouden hebben
zij zouden vrijgehouden hebben

Gebiedende wijs
houd vast; hou vrij

Aanvoegende wijs
vrijhoude

Voorbeelden

  1. Is dat je doel vrijhouden?
    What kind of goaltending is that?
  2. Je moet donderdag wel vrijhouden he...
    You 'll have to be free on Thursday.
  3. Moet die dikke geen plaats vrijhouden?
    Should we tell the big one to save some room?
  4. We moeten de cabine hiervan vrijhouden.
    We have to keep these out of the cabin.
  5. Kan je het de hele dag vrijhouden?
    Can you keep it free... all day?
  6. Moet ik een plaatje vrijhouden voor Lip?
    Should I set a place for Lip?
  7. Je kunt geen plaatsje vrijhouden in de rij.
    You don 't have the authority to save places in the line.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden