Voorbeelden

1. Ich hab Vorarbeit geleistet.
   Dankzij mij zat hij losser.
2. Die Vorarbeit, den ganzen Kram.
   De uitwerking, alles.
3. Du hast die Vorarbeit getan.
   Jij hebt het pistool geladen.
4. Der Aufschlag leistete die Vorarbeit.
   Ze hadden zelf een gat geslagen.
5. Er hat die ganze Vorarbeit geleistet.
   Hij heeft al het werk gedaan.
6. Michael, Owen hat die Vorarbeit geleistet.
   Michael, Owen heeft het voorwerk gedaan.
7. Du hast nur die Vorarbeit geleistet.
   Jij verliest je touch.
8. Die Vorarbeiten sind erledigt.
   Het meeste werk is gedaan.
9. Zwei Teams sollen sich von Norden und Süden aus vorarbeiten.
   Doorzoek het terrein vanuit het noorden en' t zuiden.
10. In einer solchen Verschwörung muss man sich vorsichtig von außen vorarbeiten.
    In een samenzwering zoals deze... bouw je vanuit de buitenkant en ga je stap voor stap.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden