NL: voorzien U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
voorzien
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik voorzie jij voorziet hij voorziet wij voorzien jullie voorzien zij voorzien
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb voorzien jij hebt voorzien hij heeft voorzien wij hebben voorzien jullie hebben voorzien zij hebben voorzien
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik voorzag jij voorzag hij voorzag wij voorzagen jullie voorzagen zij voorzagen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had voorzien jij had voorzien hij had voorzien wij hadden voorzien jullie hadden voorzien zij hadden voorzien
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal voorzien jij zult voorzien hij zal voorzien wij zullen voorzien jullie zullen voorzien zij zullen voorzien
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal voorzien hebben jij zult voorzien hebben hij zal voorzien hebben wij zullen voorzien hebben jullie zullen voorzien hebben zij zullen voorzien hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou voorzien jij zou voorzien hij zou voorzien wij zouden voorzien jullie zouden voorzien zij zouden voorzien
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou voorzien hebben jij zou voorzien hebben hij zou voorzien hebben wij zouden voorzien hebben jullie zouden voorzien hebben zij zouden voorzien hebben
|
Gebiedende wijs |
voorzie
|
Aanvoegende wijs |
voorzie |