Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voorzetten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voorgezet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zet voor
jij zet voor
hij zet voor
wij zetten voor
jullie zetten voor
zij zetten voor

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorzet
dat jij voorzet
dat hij voorzet
dat wij voorzetten
dat jullie voorzetten
dat zij voorzetten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voorgezet
jij hebt voorgezet
hij heeft voorgezet
wij hebben voorgezet
jullie hebben voorgezet
zij hebben voorgezet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zette voor
jij zette voor
hij zette voor
wij zetten voor
jullie zetten voor
zij zetten voor

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorzette
dat jij voorzette
dat hij voorzette
dat wij voorzetten
dat jullie voorzetten
dat zij voorzetten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voorgezet
jij had voorgezet
hij had voorgezet
wij hadden voorgezet
jullie hadden voorgezet
zij hadden voorgezet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voorzetten
jij zult voorzetten
hij zal voorzetten
wij zullen voorzetten
jullie zullen voorzetten
zij zullen voorzetten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voorgezet hebben
jij zult voorgezet hebben
hij zal voorgezet hebben
wij zullen voorgezet hebben
jullie zullen voorgezet hebben
zij zullen voorgezet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voorzetten
jij zou voorzetten
hij zou voorzetten
wij zouden voorzetten
jullie zouden voorzetten
zij zouden voorzetten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voorgezet hebben
jij zou voorgezet hebben
hij zou voorgezet hebben
wij zouden voorgezet hebben
jullie zouden voorgezet hebben
zij zouden voorgezet hebben

Gebiedende wijs
zet voor

Aanvoegende wijs
voorzette

Voorbeelden

  1. Zet voor richting Nestor Escola.
    Centers deep to Nestor Escola.
  2. Slimme zet voor een camera, of niet soms?
    Pretty smart move for a camera, don 't you think?
  3. Terug naar de plaats delict? Stomme zet voor de dader.
    I didn 't think i was supposed to return to the scene of the crime.
  4. Dat is een hele slechte zet voor al onze carrières.
    That is a very bad career move for all of us.
  5. Moskou is ons vanaf dag één een zet voor geweest.
    Moscow have been a move ahead from day one.
  6. Ik heb nog tijd voor één zet voor het uitgewerkt is.
    I have time to make one more move before I come down.
  7. Dat is waarom je je leven in de wacht zet voor hem.
    That 's why you put your life on hold for him.
  8. Carlos, je zegt altijd dat je niet genoeg opzij zet voor je pensioen.
    Carlos, you always say you 're not putting away enough for retirement.
  9. Denken jullie dat ik dat op het spel zet voor zo' n snotterende kleine welp?
    You think I 'd risk it all for the sake... of some nose-wiping little whelp?
  10. Laat een oude cowboy u een ontbijt voorzetten.
    Let an old cowpoke cook up some breakfast.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden