Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voorverwarmen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voorverwarmd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verwarm voor
jij verwarmt voor
hij verwarmt voor
wij verwarmen voor
jullie verwarmen voor
zij verwarmen voor

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorverwarm
dat jij voorverwarmt
dat hij voorverwarmt
dat wij voorverwarmen
dat jullie voorverwarmen
dat zij voorverwarmen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voorverwarmd
jij hebt voorverwarmd
hij heeft voorverwarmd
wij hebben voorverwarmd
jullie hebben voorverwarmd
zij hebben voorverwarmd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verwarmde voor
jij verwarmde voor
hij verwarmde voor
wij verwarmden voor
jullie verwarmden voor
zij verwarmden voor

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorverwarmde
dat jij voorverwarmde
dat hij voorverwarmde
dat wij voorverwarmden
dat jullie voorverwarmden
dat zij voorverwarmden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voorverwarmd
jij had voorverwarmd
hij had voorverwarmd
wij hadden voorverwarmd
jullie hadden voorverwarmd
zij hadden voorverwarmd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voorverwarmen
jij zult voorverwarmen
hij zal voorverwarmen
wij zullen voorverwarmen
jullie zullen voorverwarmen
zij zullen voorverwarmen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voorverwarmd hebben
jij zult voorverwarmd hebben
hij zal voorverwarmd hebben
wij zullen voorverwarmd hebben
jullie zullen voorverwarmd hebben
zij zullen voorverwarmd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voorverwarmen
jij zou voorverwarmen
hij zou voorverwarmen
wij zouden voorverwarmen
jullie zouden voorverwarmen
zij zouden voorverwarmen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voorverwarmd hebben
jij zou voorverwarmd hebben
hij zou voorverwarmd hebben
wij zouden voorverwarmd hebben
jullie zouden voorverwarmd hebben
zij zouden voorverwarmd hebben

Gebiedende wijs
verwarm voor

Aanvoegende wijs
voorverwarme

Voorbeelden

  1. Tien minuten voorverwarmen.
    Preheat the oven for ten minutes.
  2. voorverwarmen van instrumenten
    warming the instruments
  3. Je had mijn kant kunnen voorverwarmen.
    You could have warmed my side for me.
  4. Geniet jij maar, ik ga de oven voorverwarmen.
    You enjoy, I 'll preheat the oven.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden