Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vooruitgaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vooruitgegaan

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ga vooruit
jij gaat vooruit
hij gaat vooruit
wij gaan vooruit
jullie gaan vooruit
zij gaan vooruit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vooruitga
dat jij vooruitgaat
dat hij vooruitgaat
dat wij vooruitgaan
dat jullie vooruitgaan
dat zij vooruitgaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben vooruitgegaan
jij bent vooruitgegaan
hij is vooruitgegaan
wij zijn vooruitgegaan
jullie zijn vooruitgegaan
zij zijn vooruitgegaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ging vooruit
jij ging vooruit
hij ging vooruit
wij gingen vooruit
jullie gingen vooruit
zij gingen vooruit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vooruitging
dat jij vooruitging
dat hij vooruitging
dat wij vooruitgingen
dat jullie vooruitgingen
dat zij vooruitgingen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was vooruitgegaan
jij was vooruitgegaan
hij was vooruitgegaan
wij waren vooruitgegaan
jullie waren vooruitgegaan
zij waren vooruitgegaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vooruitgaan
jij zult vooruitgaan
hij zal vooruitgaan
wij zullen vooruitgaan
jullie zullen vooruitgaan
zij zullen vooruitgaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vooruitgegaan zijn
jij zult vooruitgegaan zijn
hij zal vooruitgegaan zijn
wij zullen vooruitgegaan zijn
jullie zullen vooruitgegaan zijn
zij zullen vooruitgegaan zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vooruitgaan
jij zou vooruitgaan
hij zou vooruitgaan
wij zouden vooruitgaan
jullie zouden vooruitgaan
zij zouden vooruitgaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vooruitgegaan zijn
jij zou vooruitgegaan zijn
hij zou vooruitgegaan zijn
wij zouden vooruitgegaan zijn
jullie zouden vooruitgegaan zijn
zij zouden vooruitgegaan zijn

Gebiedende wijs
ga vooruit

Aanvoegende wijs
vooruitga

Voorbeelden

  1. Professor, ga vooruit.
    Professor, go ahead.
  2. Russo, ga vooruit.
    Russo, take point.
  3. Tweede team, ga vooruit naar het doel.
    Second team, advance to mark.
  4. Vi, ga vooruit naar de eerste gebeurtenis.
    Vi, scan forward to the first event.
  5. Ga vooruit, houd de gek voor mij!
    Go ahead, make fun of me!
  6. Ga vooruit, we hebben geen tijd te verliezen.
    Go ahead, we have no time to waste.
  7. Ga vooruit en wees positief over het leven.
    Go forward and be positive about life.
  8. Ik ga vooruit en zal de netwerkverbinding van Alisa herstellen.
    I 'll go ahead and restore Alisa 's network link then.
  9. Ik ga het gas pedaal intrappen, en ik ga vooruit.
    I 'm gonna press the gas pedal, and I 'm gonna go forward.
  10. Ik ben nog niet zo goed als hen, maar ik ga vooruit.
    I 'm not as good as them yet, but I 'm improving.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden