Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vooruitbetalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
vooruitbetaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik betaal vooruit
jij betaalt vooruit
hij betaalt vooruit
wij betalen vooruit
jullie betalen vooruit
zij betalen vooruit

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vooruitbetaal
dat jij vooruitbetaalt
dat hij vooruitbetaalt
dat wij vooruitbetalen
dat jullie vooruitbetalen
dat zij vooruitbetalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb vooruitbetaald
jij hebt vooruitbetaald
hij heeft vooruitbetaald
wij hebben vooruitbetaald
jullie hebben vooruitbetaald
zij hebben vooruitbetaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik betaalde vooruit
jij betaalde vooruit
hij betaalde vooruit
wij betaalden vooruit
jullie betaalden vooruit
zij betaalden vooruit

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik vooruitbetaalde
dat jij vooruitbetaalde
dat hij vooruitbetaalde
dat wij vooruitbetaalden
dat jullie vooruitbetaalden
dat zij vooruitbetaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had vooruitbetaald
jij had vooruitbetaald
hij had vooruitbetaald
wij hadden vooruitbetaald
jullie hadden vooruitbetaald
zij hadden vooruitbetaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vooruitbetalen
jij zult vooruitbetalen
hij zal vooruitbetalen
wij zullen vooruitbetalen
jullie zullen vooruitbetalen
zij zullen vooruitbetalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal vooruitbetaald hebben
jij zult vooruitbetaald hebben
hij zal vooruitbetaald hebben
wij zullen vooruitbetaald hebben
jullie zullen vooruitbetaald hebben
zij zullen vooruitbetaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vooruitbetalen
jij zou vooruitbetalen
hij zou vooruitbetalen
wij zouden vooruitbetalen
jullie zouden vooruitbetalen
zij zouden vooruitbetalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou vooruitbetaald hebben
jij zou vooruitbetaald hebben
hij zou vooruitbetaald hebben
wij zouden vooruitbetaald hebben
jullie zouden vooruitbetaald hebben
zij zouden vooruitbetaald hebben

Gebiedende wijs
betaal vooruit

Aanvoegende wijs
vooruitbetale

Voorbeelden

  1. Ik betaal vooruit en ik laat m' n zakken liggen.
    I 'll pay in advance and even leave my knapsack.
  2. Kunt u vooruitbetalen?
    Ould you pay me in advance?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden