NL: voortoveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
voorgetoverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik tover voor jij tovert voor hij tovert voor wij toveren voor jullie toveren voor zij toveren voor
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik voortover dat jij voortovert dat hij voortovert dat wij voortoveren dat jullie voortoveren dat zij voortoveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb voorgetoverd jij hebt voorgetoverd hij heeft voorgetoverd wij hebben voorgetoverd jullie hebben voorgetoverd zij hebben voorgetoverd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik toverde voor jij toverde voor hij toverde voor wij toverden voor jullie toverden voor zij toverden voor
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik voortoverde dat jij voortoverde dat hij voortoverde dat wij voortoverden dat jullie voortoverden dat zij voortoverden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had voorgetoverd jij had voorgetoverd hij had voorgetoverd wij hadden voorgetoverd jullie hadden voorgetoverd zij hadden voorgetoverd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal voortoveren jij zult voortoveren hij zal voortoveren wij zullen voortoveren jullie zullen voortoveren zij zullen voortoveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal voorgetoverd hebben jij zult voorgetoverd hebben hij zal voorgetoverd hebben wij zullen voorgetoverd hebben jullie zullen voorgetoverd hebben zij zullen voorgetoverd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou voortoveren jij zou voortoveren hij zou voortoveren wij zouden voortoveren jullie zouden voortoveren zij zouden voortoveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou voorgetoverd hebben jij zou voorgetoverd hebben hij zou voorgetoverd hebben wij zouden voorgetoverd hebben jullie zouden voorgetoverd hebben zij zouden voorgetoverd hebben
|
| Gebiedende wijs |
tover voor
|
| Aanvoegende wijs |
| voortovere |