Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voortmaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voortgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maak voort
jij maakt voort
hij maakt voort
wij maken voort
jullie maken voort
zij maken voort

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voortmaak
dat jij voortmaakt
dat hij voortmaakt
dat wij voortmaken
dat jullie voortmaken
dat zij voortmaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voortgemaakt
jij hebt voortgemaakt
hij heeft voortgemaakt
wij hebben voortgemaakt
jullie hebben voortgemaakt
zij hebben voortgemaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maakte voort
jij maakte voort
hij maakte voort
wij maakten voort
jullie maakten voort
zij maakten voort

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voortmaakte
dat jij voortmaakte
dat hij voortmaakte
dat wij voortmaakten
dat jullie voortmaakten
dat zij voortmaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voortgemaakt
jij had voortgemaakt
hij had voortgemaakt
wij hadden voortgemaakt
jullie hadden voortgemaakt
zij hadden voortgemaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voortmaken
jij zult voortmaken
hij zal voortmaken
wij zullen voortmaken
jullie zullen voortmaken
zij zullen voortmaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voortgemaakt hebben
jij zult voortgemaakt hebben
hij zal voortgemaakt hebben
wij zullen voortgemaakt hebben
jullie zullen voortgemaakt hebben
zij zullen voortgemaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voortmaken
jij zou voortmaken
hij zou voortmaken
wij zouden voortmaken
jullie zouden voortmaken
zij zouden voortmaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voortgemaakt hebben
jij zou voortgemaakt hebben
hij zou voortgemaakt hebben
wij zouden voortgemaakt hebben
jullie zouden voortgemaakt hebben
zij zouden voortgemaakt hebben

Gebiedende wijs
maak voort

Aanvoegende wijs
voortmake

Voorbeelden

  1. Maak voort, maak voort, maak voort!
    Move it, move it, move it!
  2. Komaan, maak voort.
    Come on, hurry up.
  3. Maak voort, Phoebe.
    Phoebe, hurry up.
  4. Komaan, maak voort!
    Come on, hurry up!
  5. Vooruit, maak voort.
    Come on, hurry up!
  6. Maak voort, de tijd dringt.
    Hurry up, time 's running out
  7. Stop ermee en maak voort.
    May it up and move out.
  8. Maak voort, jullie luie mormels.
    Come on, you lazy mongrels.
  9. Maak voort, we hebben niet veel tijd.
    Remember, we don 't have much time.
  10. Ik maak voort om tijd voor jou te hebben.
    I 'll finish and be right with you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden