Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voortborduren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voortgeborduurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik borduur voort
jij borduurt voort
hij borduurt voort
wij borduren voort
jullie borduren voort
zij borduren voort

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voortborduur
dat jij voortborduurt
dat hij voortborduurt
dat wij voortborduren
dat jullie voortborduren
dat zij voortborduren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voortgeborduurd
jij hebt voortgeborduurd
hij heeft voortgeborduurd
wij hebben voortgeborduurd
jullie hebben voortgeborduurd
zij hebben voortgeborduurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik borduurde voort
jij borduurde voort
hij borduurde voort
wij borduurden voort
jullie borduurden voort
zij borduurden voort

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voortborduurde
dat jij voortborduurde
dat hij voortborduurde
dat wij voortborduurden
dat jullie voortborduurden
dat zij voortborduurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voortgeborduurd
jij had voortgeborduurd
hij had voortgeborduurd
wij hadden voortgeborduurd
jullie hadden voortgeborduurd
zij hadden voortgeborduurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voortborduren
jij zult voortborduren
hij zal voortborduren
wij zullen voortborduren
jullie zullen voortborduren
zij zullen voortborduren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voortgeborduurd hebben
jij zult voortgeborduurd hebben
hij zal voortgeborduurd hebben
wij zullen voortgeborduurd hebben
jullie zullen voortgeborduurd hebben
zij zullen voortgeborduurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voortborduren
jij zou voortborduren
hij zou voortborduren
wij zouden voortborduren
jullie zouden voortborduren
zij zouden voortborduren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voortgeborduurd hebben
jij zou voortgeborduurd hebben
hij zou voortgeborduurd hebben
wij zouden voortgeborduurd hebben
jullie zouden voortgeborduurd hebben
zij zouden voortgeborduurd hebben

Gebiedende wijs
borduur voort

Aanvoegende wijs
voortbordure

Voorbeelden

  1. Ik kan voortborduren op David' s werk.
    I can build on David 's work.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden