Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voortbewegen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voortbewogen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beweeg voort
jij beweegt voort
hij beweegt voort
wij bewegen voort
jullie bewegen voort
zij bewegen voort

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voortbeweeg
dat jij voortbeweegt
dat hij voortbeweegt
dat wij voortbewegen
dat jullie voortbewegen
dat zij voortbewegen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voortbewogen
jij hebt voortbewogen
hij heeft voortbewogen
wij hebben voortbewogen
jullie hebben voortbewogen
zij hebben voortbewogen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bewoog voort
jij bewoog voort
hij bewoog voort
wij bewogen voort
jullie bewogen voort
zij bewogen voort

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voortbewoog
dat jij voortbewoog
dat hij voortbewoog
dat wij voortbewogen
dat jullie voortbewogen
dat zij voortbewogen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voortbewogen
jij had voortbewogen
hij had voortbewogen
wij hadden voortbewogen
jullie hadden voortbewogen
zij hadden voortbewogen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voortbewegen
jij zult voortbewegen
hij zal voortbewegen
wij zullen voortbewegen
jullie zullen voortbewegen
zij zullen voortbewegen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voortbewogen hebben
jij zult voortbewogen hebben
hij zal voortbewogen hebben
wij zullen voortbewogen hebben
jullie zullen voortbewogen hebben
zij zullen voortbewogen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voortbewegen
jij zou voortbewegen
hij zou voortbewegen
wij zouden voortbewegen
jullie zouden voortbewegen
zij zouden voortbewegen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voortbewogen hebben
jij zou voortbewogen hebben
hij zou voortbewogen hebben
wij zouden voortbewogen hebben
jullie zouden voortbewogen hebben
zij zouden voortbewogen hebben

Gebiedende wijs
weeg voort

Aanvoegende wijs
voortbewege

Voorbeelden

  1. zich voortbewegen
    locomote
  2. Het valt op dat ze samen voortbewegen.
    People noticed that they actually move across the sky together.
  3. Theoretische deeltjes die zich meer dan lichtsnel voortbewegen.
    Theoretical particles that travel faster than the speed of light.
  4. Dingen hier zouden zich dus erg traag voortbewegen.
    So things around here would move very slowly.
  5. Vijf afzonderlijke objecten die zich in formatie voortbewegen.
    Five distinct objects that are moving in formation.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden