NL: voorschotelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
voorgeschoteld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik schotel voor jij schotelt voor hij schotelt voor wij schotelen voor jullie schotelen voor zij schotelen voor
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik voorschotel dat jij voorschotelt dat hij voorschotelt dat wij voorschotelen dat jullie voorschotelen dat zij voorschotelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb voorgeschoteld jij hebt voorgeschoteld hij heeft voorgeschoteld wij hebben voorgeschoteld jullie hebben voorgeschoteld zij hebben voorgeschoteld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik schotelde voor jij schotelde voor hij schotelde voor wij schotelden voor jullie schotelden voor zij schotelden voor
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik voorschotelde dat jij voorschotelde dat hij voorschotelde dat wij voorschotelden dat jullie voorschotelden dat zij voorschotelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had voorgeschoteld jij had voorgeschoteld hij had voorgeschoteld wij hadden voorgeschoteld jullie hadden voorgeschoteld zij hadden voorgeschoteld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal voorschotelen jij zult voorschotelen hij zal voorschotelen wij zullen voorschotelen jullie zullen voorschotelen zij zullen voorschotelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal voorgeschoteld hebben jij zult voorgeschoteld hebben hij zal voorgeschoteld hebben wij zullen voorgeschoteld hebben jullie zullen voorgeschoteld hebben zij zullen voorgeschoteld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou voorschotelen jij zou voorschotelen hij zou voorschotelen wij zouden voorschotelen jullie zouden voorschotelen zij zouden voorschotelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou voorgeschoteld hebben jij zou voorgeschoteld hebben hij zou voorgeschoteld hebben wij zouden voorgeschoteld hebben jullie zouden voorgeschoteld hebben zij zouden voorgeschoteld hebben
|
| Gebiedende wijs |
schotel voor
|
| Aanvoegende wijs |
| voorschotele |