Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voorschieten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voorgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schiet voor
jij schiet voor
hij schiet voor
wij schieten voor
jullie schieten voor
zij schieten voor

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorschiet
dat jij voorschiet
dat hij voorschiet
dat wij voorschieten
dat jullie voorschieten
dat zij voorschieten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voorgeschoten
jij hebt voorgeschoten
hij heeft voorgeschoten
wij hebben voorgeschoten
jullie hebben voorgeschoten
zij hebben voorgeschoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoot voor
jij schoot voor
hij schoot voor
wij schoten voor
jullie schoten voor
zij schoten voor

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorschoot
dat jij voorschoot
dat hij voorschoot
dat wij voorschoten
dat jullie voorschoten
dat zij voorschoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voorgeschoten
jij had voorgeschoten
hij had voorgeschoten
wij hadden voorgeschoten
jullie hadden voorgeschoten
zij hadden voorgeschoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voorschieten
jij zult voorschieten
hij zal voorschieten
wij zullen voorschieten
jullie zullen voorschieten
zij zullen voorschieten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voorgeschoten hebben
jij zult voorgeschoten hebben
hij zal voorgeschoten hebben
wij zullen voorgeschoten hebben
jullie zullen voorgeschoten hebben
zij zullen voorgeschoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voorschieten
jij zou voorschieten
hij zou voorschieten
wij zouden voorschieten
jullie zouden voorschieten
zij zouden voorschieten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voorgeschoten hebben
jij zou voorgeschoten hebben
hij zou voorgeschoten hebben
wij zouden voorgeschoten hebben
jullie zouden voorgeschoten hebben
zij zouden voorgeschoten hebben

Gebiedende wijs
schiet voor

Aanvoegende wijs
voorschiete

Voorbeelden

  1. Walter Flambard schiet voor me.
    Walter Flambard shoot for me.
  2. Schiet voor hij ons betovert, snel!
    Shoot before he puts a spell on us, fast!
  3. Je schiet voor geld een tankbediende neer.
    You shot the gas station attendantjust for money.
  4. Als je schiet voor zij weg is, gaat hij ervandoor.
    If you shoot before she 's gone, he runs.
  5. Kan je me 20 voorschieten?
    Can you spot me a 20? How about now?
  6. Brett, kan je het voorschieten?
    Brett, can you spot me?
  7. Iemand moet haar nu voorschieten.
    Someone must be bankrolling her now.
  8. Ik moest het geld voorschieten.
    I had to advance the money.
  9. Yo, kun je me 26 dollar voorschieten?
    Yo, could you spot me 26 bucks?
  10. Daarom willen Marcie en ik het voorschieten.
    That 's why Marcie and I will be happy to stake you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden