Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voorproeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voorgeproefd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik proef voor
jij proeft voor
hij proeft voor
wij proeven voor
jullie proeven voor
zij proeven voor

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorproef
dat jij voorproeft
dat hij voorproeft
dat wij voorproeven
dat jullie voorproeven
dat zij voorproeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voorgeproefd
jij hebt voorgeproefd
hij heeft voorgeproefd
wij hebben voorgeproefd
jullie hebben voorgeproefd
zij hebben voorgeproefd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik proefde voor
jij proefde voor
hij proefde voor
wij proefden voor
jullie proefden voor
zij proefden voor

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voorproefde
dat jij voorproefde
dat hij voorproefde
dat wij voorproefden
dat jullie voorproefden
dat zij voorproefden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voorgeproefd
jij had voorgeproefd
hij had voorgeproefd
wij hadden voorgeproefd
jullie hadden voorgeproefd
zij hadden voorgeproefd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voorproeven
jij zult voorproeven
hij zal voorproeven
wij zullen voorproeven
jullie zullen voorproeven
zij zullen voorproeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voorgeproefd hebben
jij zult voorgeproefd hebben
hij zal voorgeproefd hebben
wij zullen voorgeproefd hebben
jullie zullen voorgeproefd hebben
zij zullen voorgeproefd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voorproeven
jij zou voorproeven
hij zou voorproeven
wij zouden voorproeven
jullie zouden voorproeven
zij zouden voorproeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voorgeproefd hebben
jij zou voorgeproefd hebben
hij zou voorgeproefd hebben
wij zouden voorgeproefd hebben
jullie zouden voorgeproefd hebben
zij zouden voorgeproefd hebben

Gebiedende wijs
proef voor

Aanvoegende wijs
voorproeve

Voorbeelden

  1. Vast een proef voor de nieuwe ik.
    Suppose it 's a test... for the new me.
  2. Er is toch' n snelle proef voor?
    Isn 't there a very quick test for mono?
  3. Gevoelloosheid is de lakmoes - proef voor genieën, niet waar?
    Insensitivity is the litmus test for geniuses, isn 't it?
  4. We zijn nog steeds op proef voor de consument fraude.
    We 're still on probation for consumer fraud.
  5. Ze zei dat je de proef voor agent niet gaat afleggen?
    She said you 're not taking the cop test no more?
  6. Jongens, we moeten alles voorproeven.
    Wait! Boys, it 's our job to sample everything.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden