Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voordragen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voorgedragen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik draag voor
jij draagt voor
hij draagt voor
wij dragen voor
jullie dragen voor
zij dragen voor

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voordraag
dat jij voordraagt
dat hij voordraagt
dat wij voordragen
dat jullie voordragen
dat zij voordragen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voorgedragen
jij hebt voorgedragen
hij heeft voorgedragen
wij hebben voorgedragen
jullie hebben voorgedragen
zij hebben voorgedragen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik droeg voor
jij droeg voor
hij droeg voor
wij droegen voor
jullie droegen voor
zij droegen voor

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voordroeg
dat jij voordroeg
dat hij voordroeg
dat wij voordroegen
dat jullie voordroegen
dat zij voordroegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voorgedragen
jij had voorgedragen
hij had voorgedragen
wij hadden voorgedragen
jullie hadden voorgedragen
zij hadden voorgedragen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voordragen
jij zult voordragen
hij zal voordragen
wij zullen voordragen
jullie zullen voordragen
zij zullen voordragen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voorgedragen hebben
jij zult voorgedragen hebben
hij zal voorgedragen hebben
wij zullen voorgedragen hebben
jullie zullen voorgedragen hebben
zij zullen voorgedragen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voordragen
jij zou voordragen
hij zou voordragen
wij zouden voordragen
jullie zouden voordragen
zij zouden voordragen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voorgedragen hebben
jij zou voorgedragen hebben
hij zou voorgedragen hebben
wij zouden voorgedragen hebben
jullie zouden voorgedragen hebben
zij zouden voorgedragen hebben

Gebiedende wijs
draag voor

Aanvoegende wijs
voordrage

Voorbeelden

  1. Stop met voordragen, Prok.
    Stop lecturing, Prok.
  2. Zal ik iets voordragen?
    Shall I recite something to you?
  3. We willen Wojtyła voordragen.
    We want to propose Wojtyła.
  4. Zal ik aan u voordragen?
    Would you like me to recite?
  5. Patty gaat hem voordragen als getuige.
    Patty 's going to submit him as a witness.
  6. Ga je anders een gedicht voordragen?
    Or what? You 're gonna recite me a poem?
  7. Ik zal iets van Donne voordragen.
    I 'll recite something by Donne.
  8. Pat Cooper zou me voordragen als lid.
    Pat Cooper said he would put me up for membership.
  9. We hebben begrepen dat je gaat voordragen.
    We were told you were going to read.
  10. Dat wil ik straks voordragen voor je.
    I want to soon nominate you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden