Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voordoen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voorgedaan

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik doe voor
jij doet voor
hij doet voor
wij doen voor
jullie doen voor
zij doen voor

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voordoe
dat jij voordoet
dat hij voordoet
dat wij voordoen
dat jullie voordoen
dat zij voordoen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voorgedaan
jij hebt voorgedaan
hij heeft voorgedaan
wij hebben voorgedaan
jullie hebben voorgedaan
zij hebben voorgedaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik deed voor
jij deed voor
hij deed voor
wij deden voor
jullie deden voor
zij deden voor

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik voordeed
dat jij voordeed
dat hij voordeed
dat wij voordeden
dat jullie voordeden
dat zij voordeden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voorgedaan
jij had voorgedaan
hij had voorgedaan
wij hadden voorgedaan
jullie hadden voorgedaan
zij hadden voorgedaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voordoen
jij zult voordoen
hij zal voordoen
wij zullen voordoen
jullie zullen voordoen
zij zullen voordoen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voorgedaan hebben
jij zult voorgedaan hebben
hij zal voorgedaan hebben
wij zullen voorgedaan hebben
jullie zullen voorgedaan hebben
zij zullen voorgedaan hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voordoen
jij zou voordoen
hij zou voordoen
wij zouden voordoen
jullie zouden voordoen
zij zouden voordoen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voorgedaan hebben
jij zou voorgedaan hebben
hij zou voorgedaan hebben
wij zouden voorgedaan hebben
jullie zouden voorgedaan hebben
zij zouden voorgedaan hebben

Gebiedende wijs
doe voor

Aanvoegende wijs
voordoe

Voorbeelden

  1. Doe voor een keer cool.
    Be cool for once.
  2. Ik doe voor niemand open.
    I ain 't opening up for nobody.
  3. Iets wat ik doe voor geld.
    It 's what I do for money.
  4. Doe voor hem wat je kunt, Mills.
    Just do what you can for him, Mills.
  5. Ik doe voor je wat ik kan.
    I 'll do what I can for you.
  6. Doe voor mij maar wat knoflook brood.
    I 'll have some garlic bread love.
  7. En wat ik doe... voor mijn werk.
    And what I do... with the business.
  8. Waartegen ik het doe voor het geld.
    Whereas I 'm in it for the money.
  9. Doe voor mij ook maar een cola.
    Make mine a Coke also.
  10. Doe voor mij maar Irish, wil je?
    Make mine Irish, will you?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden