NL: vonnissen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gevonnist
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vonnis jij vonnist hij vonnist wij vonnissen jullie vonnissen zij vonnissen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gevonnist jij hebt gevonnist hij heeft gevonnist wij hebben gevonnist jullie hebben gevonnist zij hebben gevonnist
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vonniste jij vonniste hij vonniste wij vonnisvon jullie vonnisvon zij vonnisvon
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gevonnist jij had gevonnist hij had gevonnist wij hadden gevonnist jullie hadden gevonnist zij hadden gevonnist
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vonnissen jij zult vonnissen hij zal vonnissen wij zullen vonnissen jullie zullen vonnissen zij zullen vonnissen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gevonnist hebben jij zult gevonnist hebben hij zal gevonnist hebben wij zullen gevonnist hebben jullie zullen gevonnist hebben zij zullen gevonnist hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vonnissen jij zou vonnissen hij zou vonnissen wij zouden vonnissen jullie zouden vonnissen zij zouden vonnissen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gevonnist hebben jij zou gevonnist hebben hij zou gevonnist hebben wij zouden gevonnist hebben jullie zouden gevonnist hebben zij zouden gevonnist hebben
|
| Gebiedende wijs |
vonnis
|
| Aanvoegende wijs |
| vonnisse |