Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: voltrekken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
voltrokken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik voltrek
jij voltrekt
hij voltrekt
wij voltrekken
jullie voltrekken
zij voltrekken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb voltrokken
jij hebt voltrokken
hij heeft voltrokken
wij hebben voltrokken
jullie hebben voltrokken
zij hebben voltrokken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik voltrok
jij voltrok
hij voltrok
wij voltrokken
jullie voltrokken
zij voltrokken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had voltrokken
jij had voltrokken
hij had voltrokken
wij hadden voltrokken
jullie hadden voltrokken
zij hadden voltrokken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal voltrekken
jij zult voltrekken
hij zal voltrekken
wij zullen voltrekken
jullie zullen voltrekken
zij zullen voltrekken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal voltrokken hebben
jij zult voltrokken hebben
hij zal voltrokken hebben
wij zullen voltrokken hebben
jullie zullen voltrokken hebben
zij zullen voltrokken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou voltrekken
jij zou voltrekken
hij zou voltrekken
wij zouden voltrekken
jullie zouden voltrekken
zij zouden voltrekken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou voltrokken hebben
jij zou voltrokken hebben
hij zou voltrokken hebben
wij zouden voltrokken hebben
jullie zouden voltrokken hebben
zij zouden voltrokken hebben

Gebiedende wijs
voltrek

Aanvoegende wijs
voltrekke

Voorbeelden

  1. Voltrek je wraak, zuster.
    Deliver your vengeance, sister.
  2. En in hemelsnaam, voltrek' t nou.
    And for God 's sake, consummate the thing.
  3. Voltrek het vonnis beneden in de tuin.
    Consummation down the verdict in the garden.
  4. Hij zal de doop voltrekken.
    He will be performing the baptism.
  5. Zo voltrekken wij het huwelijk.
    It 's called consumm-eating your marriage!
  6. De executie moest hij zelf voltrekken.
    The execution he had to commit himself.
  7. Ik moet de juiste riten voltrekken.
    I have to perform the proper ceremonies.
  8. Ga je hier uw wonder voltrekken?
    Is this where you will perform your miracle?
  9. Het moet zich eerst in je hoofd voltrekken.
    It has to happen in your head first.
  10. Het huwelijk zal zich voltrekken in de villa.
    The marriage will take place at the villa.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden