NL: volgooien U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
volgegooid
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik gooi vol jij gooit vol hij gooit vol wij gooien vol jullie gooien vol zij gooien vol
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik volgooi dat jij volgooit dat hij volgooit dat wij volgooien dat jullie volgooien dat zij volgooien
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb volgegooid jij hebt volgegooid hij heeft volgegooid wij hebben volgegooid jullie hebben volgegooid zij hebben volgegooid
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik gooide vol jij gooide vol hij gooide vol wij gooiden vol jullie gooiden vol zij gooiden vol
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik volgooide dat jij volgooide dat hij volgooide dat wij volgooiden dat jullie volgooiden dat zij volgooiden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had volgegooid jij had volgegooid hij had volgegooid wij hadden volgegooid jullie hadden volgegooid zij hadden volgegooid
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal volgooien jij zult volgooien hij zal volgooien wij zullen volgooien jullie zullen volgooien zij zullen volgooien
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal volgegooid hebben jij zult volgegooid hebben hij zal volgegooid hebben wij zullen volgegooid hebben jullie zullen volgegooid hebben zij zullen volgegooid hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou volgooien jij zou volgooien hij zou volgooien wij zouden volgooien jullie zouden volgooien zij zouden volgooien
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou volgegooid hebben jij zou volgegooid hebben hij zou volgegooid hebben wij zouden volgegooid hebben jullie zouden volgegooid hebben zij zouden volgegooid hebben
|
| Gebiedende wijs |
gooi vol
|
| Aanvoegende wijs |
| volgooie |