NL: voetjevrijen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
voetjegevrijd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vrij voetje jij vrijt voetje hij vrijt voetje wij vrijen voetje jullie vrijen voetje zij vrijen voetje
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik voetjevrij dat jij voetjevrijt dat hij voetjevrijt dat wij voetjevrijen dat jullie voetjevrijen dat zij voetjevrijen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb voetjegevrijd jij hebt voetjegevrijd hij heeft voetjegevrijd wij hebben voetjegevrijd jullie hebben voetjegevrijd zij hebben voetjegevrijd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vrijde voetje jij vrijde voetje hij vrijde voetje wij vrijden voetje jullie vrijden voetje zij vrijden voetje
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik voetjevrijde dat jij voetjevrijde dat hij voetjevrijde dat wij voetjevrijden dat jullie voetjevrijden dat zij voetjevrijden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had voetjegevrijd jij had voetjegevrijd hij had voetjegevrijd wij hadden voetjegevrijd jullie hadden voetjegevrijd zij hadden voetjegevrijd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal voetjevrijen jij zult voetjevrijen hij zal voetjevrijen wij zullen voetjevrijen jullie zullen voetjevrijen zij zullen voetjevrijen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal voetjegevrijd hebben jij zult voetjegevrijd hebben hij zal voetjegevrijd hebben wij zullen voetjegevrijd hebben jullie zullen voetjegevrijd hebben zij zullen voetjegevrijd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou voetjevrijen jij zou voetjevrijen hij zou voetjevrijen wij zouden voetjevrijen jullie zouden voetjevrijen zij zouden voetjevrijen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou voetjegevrijd hebben jij zou voetjegevrijd hebben hij zou voetjegevrijd hebben wij zouden voetjegevrijd hebben jullie zouden voetjegevrijd hebben zij zouden voetjegevrijd hebben
|
Gebiedende wijs |
vrij voetje
|
Aanvoegende wijs |
voetjevrije |