Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vlechten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gevlochten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vlecht
jij vlecht
hij vlecht
wij vlechten
jullie vlechten
zij vlechten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gevlochten
jij hebt gevlochten
hij heeft gevlochten
wij hebben gevlochten
jullie hebben gevlochten
zij hebben gevlochten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vlocht
jij vlocht
hij vlocht
wij vlochten
jullie vlochten
zij vlochten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gevlochten
jij had gevlochten
hij had gevlochten
wij hadden gevlochten
jullie hadden gevlochten
zij hadden gevlochten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vlechten
jij zult vlechten
hij zal vlechten
wij zullen vlechten
jullie zullen vlechten
zij zullen vlechten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gevlochten hebben
jij zult gevlochten hebben
hij zal gevlochten hebben
wij zullen gevlochten hebben
jullie zullen gevlochten hebben
zij zullen gevlochten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vlechten
jij zou vlechten
hij zou vlechten
wij zouden vlechten
jullie zouden vlechten
zij zouden vlechten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gevlochten hebben
jij zou gevlochten hebben
hij zou gevlochten hebben
wij zouden gevlochten hebben
jullie zouden gevlochten hebben
zij zouden gevlochten hebben

Gebiedende wijs
vlecht

Aanvoegende wijs
vlechte

Voorbeelden

  1. We maken een dikke vlecht.
    We 'll plait a braid first.
  2. Laten we met de vlecht beginnen.
    Let 's start with the braid.
  3. Pa, m' n vlecht zit scheef.
    Dad, you made my braid crooked.
  4. Zelfs mijn vlecht is stijf verveeld!
    Even my braid is bored stiff!
  5. Leg er een vlecht in of zo.
    Braid it or something!
  6. Moet ik ook nog een vlecht in?
    Next you 'll want to braid my hair.
  7. Ik wil je haar in een vlecht doen.
    I wanna braid your hair.
  8. Polly had gisteren een hele mooie Franse vlecht.
    Polly had the most darling French braid yesterday.
  9. Emma maakte de vlecht er bovenop, ik niet.
    Emma made the plait on top, not me.
  10. Er zat een stuk vlecht op zijn borst.
    There was a piece of twine on his chest.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden