Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vindiceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gevindiceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vindiceer
jij vindiceert
hij vindiceert
wij vindiceren
jullie vindiceren
zij vindiceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gevindiceerd
jij hebt gevindiceerd
hij heeft gevindiceerd
wij hebben gevindiceerd
jullie hebben gevindiceerd
zij hebben gevindiceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vindiceerde
jij vindiceerde
hij vindiceerde
wij vindiceerden
jullie vindiceerden
zij vindiceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gevindiceerd
jij had gevindiceerd
hij had gevindiceerd
wij hadden gevindiceerd
jullie hadden gevindiceerd
zij hadden gevindiceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vindiceren
jij zult vindiceren
hij zal vindiceren
wij zullen vindiceren
jullie zullen vindiceren
zij zullen vindiceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gevindiceerd hebben
jij zult gevindiceerd hebben
hij zal gevindiceerd hebben
wij zullen gevindiceerd hebben
jullie zullen gevindiceerd hebben
zij zullen gevindiceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vindiceren
jij zou vindiceren
hij zou vindiceren
wij zouden vindiceren
jullie zouden vindiceren
zij zouden vindiceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gevindiceerd hebben
jij zou gevindiceerd hebben
hij zou gevindiceerd hebben
wij zouden gevindiceerd hebben
jullie zouden gevindiceerd hebben
zij zouden gevindiceerd hebben

Gebiedende wijs
vindiceer

Aanvoegende wijs
vindicere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden