NL: vigileren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gevigileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vigileer jij vigileert hij vigileert wij vigileren jullie vigileren zij vigileren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gevigileerd jij hebt gevigileerd hij heeft gevigileerd wij hebben gevigileerd jullie hebben gevigileerd zij hebben gevigileerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vigileerde jij vigileerde hij vigileerde wij vigileerden jullie vigileerden zij vigileerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gevigileerd jij had gevigileerd hij had gevigileerd wij hadden gevigileerd jullie hadden gevigileerd zij hadden gevigileerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vigileren jij zult vigileren hij zal vigileren wij zullen vigileren jullie zullen vigileren zij zullen vigileren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gevigileerd hebben jij zult gevigileerd hebben hij zal gevigileerd hebben wij zullen gevigileerd hebben jullie zullen gevigileerd hebben zij zullen gevigileerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vigileren jij zou vigileren hij zou vigileren wij zouden vigileren jullie zouden vigileren zij zouden vigileren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gevigileerd hebben jij zou gevigileerd hebben hij zou gevigileerd hebben wij zouden gevigileerd hebben jullie zouden gevigileerd hebben zij zouden gevigileerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
vigileer
|
| Aanvoegende wijs |
| vigilere |