NL: vibreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gevibreerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vibrer jij vibrert hij vibrert wij vibreren jullie vibreren zij vibreren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gevibreerd jij hebt gevibreerd hij heeft gevibreerd wij hebben gevibreerd jullie hebben gevibreerd zij hebben gevibreerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vibreerde jij vibreerde hij vibreerde wij vibreerden jullie vibreerden zij vibreerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gevibreerd jij had gevibreerd hij had gevibreerd wij hadden gevibreerd jullie hadden gevibreerd zij hadden gevibreerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal vibreren jij zult vibreren hij zal vibreren wij zullen vibreren jullie zullen vibreren zij zullen vibreren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gevibreerd hebben jij zult gevibreerd hebben hij zal gevibreerd hebben wij zullen gevibreerd hebben jullie zullen gevibreerd hebben zij zullen gevibreerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou vibreren jij zou vibreren hij zou vibreren wij zouden vibreren jullie zouden vibreren zij zouden vibreren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gevibreerd hebben jij zou gevibreerd hebben hij zou gevibreerd hebben wij zouden gevibreerd hebben jullie zouden gevibreerd hebben zij zouden gevibreerd hebben
|
Gebiedende wijs |
vibrer
|
Aanvoegende wijs |
vibrere |