Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: vestigen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gevestigd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vestig
jij vestigt
hij vestigt
wij vestigen
jullie vestigen
zij vestigen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gevestigd
jij hebt gevestigd
hij heeft gevestigd
wij hebben gevestigd
jullie hebben gevestigd
zij hebben gevestigd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vestigde
jij vestigde
hij vestigde
wij vestigden
jullie vestigden
zij vestigden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gevestigd
jij had gevestigd
hij had gevestigd
wij hadden gevestigd
jullie hadden gevestigd
zij hadden gevestigd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal vestigen
jij zult vestigen
hij zal vestigen
wij zullen vestigen
jullie zullen vestigen
zij zullen vestigen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gevestigd hebben
jij zult gevestigd hebben
hij zal gevestigd hebben
wij zullen gevestigd hebben
jullie zullen gevestigd hebben
zij zullen gevestigd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou vestigen
jij zou vestigen
hij zou vestigen
wij zouden vestigen
jullie zouden vestigen
zij zouden vestigen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gevestigd hebben
jij zou gevestigd hebben
hij zou gevestigd hebben
wij zouden gevestigd hebben
jullie zouden gevestigd hebben
zij zouden gevestigd hebben

Gebiedende wijs
vestig

Aanvoegende wijs
vestige

Voorbeelden

  1. Jij reikt uit en ik vestig me.
    You 're reaching and I 'm settling.
  2. Goed, ga naar boven en vestig je daar.
    Right, go upstairs and get settled in.
  3. Als ik mijn ogen op deze paden vestig...
    Wherever I cast my eye upon these paths
  4. Ik vestig uw aandacht op punten 10, 11 en 12.
    I direct your attention to items 10, 11 and 12.
  5. Zet een zaakje op poten en vestig je in een stad.
    Get yourself a trade and set up in a town.
  6. We onderzoeken het nog, maar vestig er niet al je hoop op.
    We 'll look into this further. But don 't get your hopes up.
  7. Vader, als ik me daar vestig, zorg ik ook voor jullie visa.
    Father, let me get there. I 'll call all of you over
  8. Ik vestig wel een beetje hoop en een paar dromen... op jou.
    I do get to project a little hope and a few dreams... with you.
  9. Jawel, één. Maar vestig er niet te veel hoop op Het is niet echt geloofwaardig.
    Well, there is one, but it 'S... not much to hang your hat on.
  10. Als je iets zo goed begraaft, vestig je er niet de aandacht op door middel van een val.
    If you bury something this well, you don 't draw attention to it by setting a trap.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden