Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: verzwakken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
verzwakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik verzwak
jij verzwakt
hij verzwakt
wij verzwakken
jullie verzwakken
zij verzwakken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb verzwakt
jij hebt verzwakt
hij heeft verzwakt
wij hebben verzwakt
jullie hebben verzwakt
zij hebben verzwakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik verzwakte
jij verzwakte
hij verzwakte
wij verzwakten
jullie verzwakten
zij verzwakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had verzwakt
jij had verzwakt
hij had verzwakt
wij hadden verzwakt
jullie hadden verzwakt
zij hadden verzwakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal verzwakken
jij zult verzwakken
hij zal verzwakken
wij zullen verzwakken
jullie zullen verzwakken
zij zullen verzwakken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal verzwakt hebben
jij zult verzwakt hebben
hij zal verzwakt hebben
wij zullen verzwakt hebben
jullie zullen verzwakt hebben
zij zullen verzwakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou verzwakken
jij zou verzwakken
hij zou verzwakken
wij zouden verzwakken
jullie zouden verzwakken
zij zouden verzwakken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou verzwakt hebben
jij zou verzwakt hebben
hij zou verzwakt hebben
wij zouden verzwakt hebben
jullie zouden verzwakt hebben
zij zouden verzwakt hebben

Gebiedende wijs
verzwak

Aanvoegende wijs
verzwakke

Voorbeelden

  1. Ik verzwak mezelf.
    Pretty weak myself.
  2. Verzwak een tegenstander voor je hem ontmoet.
    Weaken an opponent before meeting him face-to-face.
  3. Maar voordat ik dat doe, verzwak ik ze eerst.
    But before I take over, I intend to soften them up.
  4. Dan verzwak je snel en dan is het allemaal gewoon voorbij.
    You will fade quickly and then it 'll all just be over.
  5. Jij leeft op zijn energie, maar als hij verzwakt, dan verzwak jij ook.
    You thrive on his energy, but when he 's weakened, so are you.
  6. De ledematen verzwakken.
    The limbs are weakening.
  7. Je gaven verzwakken.
    Your abilities are getting flabby.
  8. We moeten allemaal verzwakken.
    We 've all had the stuffing knocked out of us.
  9. Om ons te verzwakken.
    It 's to weaken us.
  10. Hij wil je verzwakken.
    He wants to make you weak.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden