NL: verzuimen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verzuimd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verzuim jij verzuimt hij verzuimt wij verzuimen jullie verzuimen zij verzuimen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verzuimd jij hebt verzuimd hij heeft verzuimd wij hebben verzuimd jullie hebben verzuimd zij hebben verzuimd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verzuimde jij verzuimde hij verzuimde wij verzuimden jullie verzuimden zij verzuimden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verzuimd jij had verzuimd hij had verzuimd wij hadden verzuimd jullie hadden verzuimd zij hadden verzuimd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verzuimen jij zult verzuimen hij zal verzuimen wij zullen verzuimen jullie zullen verzuimen zij zullen verzuimen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verzuimd hebben jij zult verzuimd hebben hij zal verzuimd hebben wij zullen verzuimd hebben jullie zullen verzuimd hebben zij zullen verzuimd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verzuimen jij zou verzuimen hij zou verzuimen wij zouden verzuimen jullie zouden verzuimen zij zouden verzuimen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verzuimd hebben jij zou verzuimd hebben hij zou verzuimd hebben wij zouden verzuimd hebben jullie zouden verzuimd hebben zij zouden verzuimd hebben
|
Gebiedende wijs |
verzuim
|
Aanvoegende wijs |
verzuime |