NL: verzouten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
verzout
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik verzout jij verzout hij verzout wij verzouten jullie verzouten zij verzouten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verzout jij hebt verzout hij heeft verzout wij hebben verzout jullie hebben verzout zij hebben verzout
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik verzoutte jij verzoutte hij verzoutte wij verzoutten jullie verzoutten zij verzoutten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verzout jij had verzout hij had verzout wij hadden verzout jullie hadden verzout zij hadden verzout
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verzouten jij zult verzouten hij zal verzouten wij zullen verzouten jullie zullen verzouten zij zullen verzouten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verzout hebben jij zult verzout hebben hij zal verzout hebben wij zullen verzout hebben jullie zullen verzout hebben zij zullen verzout hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verzouten jij zou verzouten hij zou verzouten wij zouden verzouten jullie zouden verzouten zij zouden verzouten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verzout hebben jij zou verzout hebben hij zou verzout hebben wij zouden verzout hebben jullie zouden verzout hebben zij zouden verzout hebben
|
Gebiedende wijs |
verzout
|
Aanvoegende wijs |
verzoute |